Het begrip sociale fraude - opgenomen in artikel 4 van de Antiwitwas-wet dd.18/09/2017 - moet worden opgevat als het begrip dat is beschreven in artikel 1 van het Sociaal Strafwetboek. Wij nodigen u uit om de volgende website te raadplegen voor meer informatie: https://www.sirs.belgique.be/nl/sociale-fraude
Ter herinnering: het is niet aan de melder om te bepalen of er al dan niet sprake is van sociale fraude voordat hij beslist een melding te doen bij de CFI. De melders hoeven alleen hun vaststellingen of vermoedens van witwassen mee te delen. Het is dan aan de CFI om de criminele oorsprong te onderzoeken of de onderliggende criminele activiteit te kwalificeren die verband houdt met het witwassen.
De burgemeesters zijn niet opgenomen in de lijst van politiek prominente personen in bijlage IV van de wet van 18/09/2017: http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2017/09/18/2017013368/justel
Echter, deze lijst is niet-limitatief en beperkt zich dus niet tot de hierin opgenomen functies. Wij nodigen jullie uit om kennis te nemen van het advies dat de CFI hieromtrent heeft opgemaakt.
Advies van de CFI: “Zoals we uit de Memorie van Toelichting kunnen lezen (DOC 54, 2566/001, p. 149) van de wet van 18 september 2017 slaat de open definitie van PPP in artikel 4, 28° niet op middelbare of lagere functies. De in de nieuwe Wet opgenomen lijst van publieke functies is een open, niet exclusieve lijst. De onderworpen entiteiten kunnen derhalve oordelen dat personen die prominente publieke functies uitoefenen die vergelijkbaar zijn met de in artikel 4, 28° van de Wet opgesomde functies, als PPP’s moeten worden beschouwd. Hiervoor moeten de onderworpen entiteiten een beoordeling uitvoeren van het risiconiveau dat aan deze personen is verbonden als gevolg van de functies die zij effectief uitoefenen en waarvan de mate van risicoblootstelling vergelijkbaar is met die van de in artikel 4, 28° van de Wet opgesomde functies.
Publieke functies die op regionaal of lokaal niveau worden uitgeoefend, worden bijvoorbeeld niet vermeld in de wettelijke opsomming van “prominente publieke functies”, maar het is niet uitgesloten dat ze vergelijkbare risico’s opleveren, onder meer gelet op de omvang van de regionale of lokale entiteit waarin deze publieke functies worden uitgeoefend, de verspreiding van de corruptie waarvan algemeen wordt erkend dat ze het betrokken rechtsgebied treft, de ontoereikendheid van de in dit rechtsgebied ten uitvoer gelegde anticorruptiemaatregelen, enz.
Bijgevolg in het dan ook aan te raden dat de onderworpen instellingen in hun cliëntacceptatie beleid verduidelijken wat zij verstaan onder “vergelijkbare prominente publieke functies”, in het bijzonder rekening houdend met de aard en de omvang van de risico’s - met name het risico op witwassen van de opbrengst van de corruptie - die verbonden kunnen zijn aan de zakelijke relaties met de personen die deze functies uitoefenen.
Prominente publieke functies die op regionaal of lokaal niveau worden uitgeoefend, zijn niet opgenomen in de wettelijke definitie van PPP, waardoor met name de functie van burgemeester niet als een prominente publieke functie wordt beschouwd. Echter, afhankelijk van de grootte van de betrokken stad en van de omvang van de door de stad beheerde budgetten kan de functie van burgemeester van deze stad echter risico’s van dezelfde aard en dezelfde omvang inhouden als de functie van regeringsleider. Bijgevolg is het aangewezen een dergelijke op lokaal niveau uitgeoefende prominente publieke functie aan te merken als “vergelijkbare prominente publieke functie”. “
Uit een advies van de CFI blijkt dat een economische beroepsbeoefenaar de functie van burgemeester zou kunnen indelen in de categorie ‘politiek prominent persoon’ op basis van een individuele risicobeoordeling in overeenstemming met artikel 19 van de AWW. Het is aan de beroepsbeoefenaar om volgens het ‘risk based approach’ principe eventueel te bepalen of de uitoefening van soortgelijke functies een hoog risico inhoudt dat de vaststelling van verhoogde waakzaamheidsmaatregelen vereist (zoals opgesomd in artikel 41 van de AWW).
De risicobeoordeling wordt onder meer beïnvloed door de grootte van de gemeente en/of stad (bijvoorbeeld de burgemeesters van de 10 provinciehoofdsteden), de bevoegdheden (bijvoorbeeld openbare werken), de accumulatie van mandaten (bijvoorbeeld de functie van burgemeester die gecombineerd wordt met een mandaat in intercommunales – cfr. https://www.cumuleo.be), de aard van de dienstverlening van het kabinet, mogelijke belangenconflicten (bijvoorbeeld de zoon van een schepen van openbare werken die een bouwbedrijf uitbaat en een overheidsopdracht zou krijgen), …