Origineel artikel: Hoe de bijlage 270 MLH invullen - Blog ITAA.
- Artikel 84 van de wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen wijzigt artikel 53, WIB, vanaf aanslagjaar 2024 (BS 29 december 2023, Ed. 2 – Numac: 2023048795).
De belastingadministratie heeft in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 14 maart 2024, p. 32088, circulaire 2024/C29 gepubliceerd, waarin bijlage 270 MLH is opgenomen. Deze bijlage moet bij de belastingaangifte worden gevoegd om het recht op belastingaftrek van betaalde huurgelden en huurvoordelen te behouden. - Voortaan, vanaf aanslagjaar 2024, kunnen de huur en de toegekende huurvoordelen voor een onroerend goed, evenals de toegekende vergoedingen en voordelen op grond van een zakelijk gebruiksrecht (erfpacht, opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid enz.) op een onroerend goed, niet meer als werkelijke beroepskosten worden aangemerkt wanneer:
- de huur en de huurvoordelen betrekking hebben op een onroerend goed waarvan de huurovereenkomst kosteloos werd geregistreerd
of - er niet is voldaan aan de verplichting, ingevoegd in art. 307, § 2/2, WIB, om bijlage 270 MLH bij de belastingaangifte te voegen voor deze huur en huurvoordelen.
3. We herinneren eraan dat deze wetswijziging niet tot doel heeft om een kadaster van huurprijzen aan te leggen of de uitgaven te controleren van een persoon die de huurgelden als beroepskosten aftrekt, maar wel om een einde te maken aan de onrechtmatige aftrek van huurgelden en huurvoordelen die door de schuldenaar als beroepskosten worden aangemerkt en door de schuldeiser als privékosten worden beschouwd (Kamer, DOC 55 3607/001, p. 62).
4. Wanneer de administratie een huuruitgave vaststelde in een belastingaangifte, stelde ze een fiche op die in het belastingdossier van de schuldeiser werd opgenomen, opdat de controleur van deze laatste zou nakijken of deze huur juist was aangegeven.
De doorgevoerde wijziging heeft tot doel deze stap via digitale weg te automatiseren en te vermijden dat schuldeisers-eigenaars belast worden op huurgelden die de schuldenaar heeft afgetrokken terwijl dit in strijd is met het gebruik van het goed.
5. Deze maatregel is gericht op fiscale transparantie. Volgens de minister is het belangrijk een duidelijk zicht op die betalingen te hebben om ze als beroepsuitgaven te kunnen kwalificeren (bijvoorbeeld uitgaven die niet buitensporig zijn) (Kamer, DOC 55 3607/005, p. 41).
Dat zal bovendien de doeltreffendheid van de administratie kunnen verbeteren, die minder vaak nodeloos om inlichtingen zal moeten verzoeken, aangezien de informatie immers beschikbaar zal zijn.
6. Deze wetswijziging leidt tot de niet-aftrekbaarheid van de betaalde huur en huurvoordelen. Ze moet een schuldeiser – vaak een particuliere eigenaar – die te goeder trouw een huurovereenkomst heeft afgesloten voor een woning die uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, in staat stellen om uiteindelijk niet te worden belast op het totale bedrag van de daadwerkelijk ontvangen huur en huurvoordelen, omdat zijn huurder, in tegenstelling met de huurovereenkomst, deze woning volledig of gedeeltelijk gebruikt voor de uitoefening van een beroepsactiviteit. Het moet mogelijk zijn om de schuldeiser van de huurgelden en huurvoordelen enkel te belasten op het kadastraal inkomen van het gebouw of deel van het gebouw, verhoogd met 40 %.
7. Een bewijs dat de woning niet voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt, wordt geleverd door het feit dat de kosteloze registratie van de huurovereenkomst voor de privéwoning werd verkregen (art. 19, eerste lid, 1° en 3°, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten). In de andere gevallen leidt de registratieformaliteit tot de verschuldigde rechten. Zodra de huurovereenkomst kosteloos werd geregistreerd, kan dan ook geen enkele huuruitgave als beroepskost worden beschouwd.
8. Huurgelden die niet voortvloeien uit een kosteloos geregistreerde huurovereenkomst kunnen alleen als beroepskosten worden afgetrokken door indiening van een bijlage 270 MLH bij de geldige belastingaangifte. Deze bijlage moet de belastingadministratie gewoon in staat stellen te controleren of de aftrekbaarheidsvoorwaarde werd nageleefd, en is er niet op gericht te bepalen op welke manier de schuldeiser van de huur en de huurvoordelen belast zal worden. Het is dus totaal onbelangrijk te weten of te bepalen op welke manier de schuldeiser de ontvangen bedragen aangeeft.
9. De bijlage 270 MLH moet per onroerend goed worden ingevuld en de volgende gegevens omvatten:
• het volledige adres van het onroerend goed of de onroerende goederen;
• het bedrag van de huurvergoedingen en de vergoedingen voor het zakelijk gebruiksrecht (erfpacht, opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid enz.) die, per onroerend goed, in het betrokken belastbaar tijdperk zijn betaald of toegekend;
• wanneer de belastingplichtige een natuurlijk persoon is: zijn naam (zoals vermeld op de huurovereenkomst), zijn rijksregisternummer indien beschikbaar, het deel van de voormelde bedragen dat als werkelijke beroepskost werd ingebracht;
• wanneer de belastingplichtige een rechtspersoon is: zijn benaming, maatschappelijke zetel, KBO-nummer indien beschikbaar, het bedrag van de huurvergoedingen en de vergoedingen voor het zakelijk gebruiksrecht (erfpacht, opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid enz.) op een onroerend goed, dat tijdens het betrokken belastbaar tijdperk als beroepskost werd ingebracht;
• de identificatiegegevens van de verhuurder(s) of diegene(n) die het zakelijk gebruiksrecht op het onroerend goed (erfpacht, opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid) verleent (verlenen), goed per goed.
10. Wanneer de huur en de huurvoordelen aan meerdere personen worden betaald of toegekend, moet voor elke persoon het deel van de toegekende bedragen worden vermeld dat als beroepskost werd afgetrokken. Deze hypothese houdt geen verband met de manier waarop de schuldeiser van de huur de ontvangen bedragen aangeeft, maar alleen met de identiteit van de persoon of personen aan wie de huur en huurvoordelen worden betaald. Deze inlichtingen vloeien voort uit de huurovereenkomsten en uit niets anders.
11. Het heeft dus geen zin om na te gaan of de woning gemeubeld wordt verhuurd, of de huur als onroerend inkomen op korte termijn, lange termijn wordt aangegeven, of de woning in vrijwillige of gedwongen mede-eigendom is, of de schuldeiser de inkomsten in deel 1 of in deel 2 aangeeft, enz.
Wanneer de belastingplichtige alleen de gegevens heeft van de schuldeiser aan wie hij betaalt of toekent, volstaat de vermelding van de identificatiegegevens van deze persoon. Deze oplossing zou aan vrijwel alle gevallen moeten tegemoetkomen.
Het is dus niet noodzakelijk te bewijzen hoe de schuldeiser deze huur aangeeft opdat de huur een aftrekbare beroepskost zou zijn. Temeer omdat bepaalde vergoedingen niet wettelijk belastbaar zijn.
12. De belastingplichtige kan geenszins als politie of belastingcontroleur optreden om te bepalen hoe de schuldeiser van de huur of huurvoordelen de ontvangen bedragen aangeeft.
Nogmaals, dat is helemaal niet het doel van deze wetswijziging, die in essentie gaat over het doorgeven van informatie tussen de dossiers van de administratie.
13. Met het oog op de naleving van de AVG machtigt het laatste lid van artikel 307 § 2/2, WIB, belastingplichtigen die huurder of houder van een onroerend recht zijn om het rijksregisternummer van de schuldeiser of van de persoon die het onroerend recht verleende, door te geven aan de FOD Financiën.
14. De antwoorden op de vragen die ITAA-leden gesteld hadden, kunnen als volgt worden geformuleerd:
a) In het geval van huurgelden waarvan een deel als beroepsinkomsten wordt geherkwalificeerd (een deel wordt vermeld op 325/20), moet dan het TOTALE betaalde bedrag worden ingevuld of alleen het deel dat niet wordt geherkwalificeerd?
– in het geval van gemeubelde verhuur (maar zonder uitsplitsing in de overeenkomst), moet men enkel de 60% nemen (wat er aan onroerende inkomsten aan te geven is door de eigenaar – want 40% wordt verondersteld de roerende verhuur in de personenbelasting te vertegenwoordigen) of moet het TOTAAL betaalde bedrag worden opgenomen (de 100%)?
Antwoord: het totaal van de betaalde 100%.
b) in geval van verhuur door gehuwde eigenaars die allebei als verhuurder in de overeenkomst staan vermeld (maar van wie het huwelijksstelsel niet bekend is), moeten er 2 lijnen worden ingevuld in het document 270 (2 verhuurders). Maar welk bedrag moet er worden vermeld
in de kolom ‘betaald of toegekend bedrag’, want zonder hun huwelijksstelsel weten we niet of het 50/50 zal zijn voor HUN verdeling in de personenbelasting (het zou bijvoorbeeld een gemeenschappelijk goed kunnen zijn, maar dat voor 30% door mevrouw is gekocht en voor 70% door meneer).
En in het geval van scheiding van goederen bij hen, hoe aangeven in het document 270??? Kunnen we gewoon 50% aan mevrouw toewijzen en 50% aan meneer (wat dan NIET zal overeenstemmen met hun aangifte in de personenbelasting).
Antwoord: het totaal van de betaalde 100% met de verklaring van de persoon die houder is van de rekening voor de betaling van de huurovereenkomst.